Executiegeschil
De Hoge Raad schept duidelijkheid
ECLI:NL:HR:2019:2026
Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de schorsing (en verbod) van de executie. De Hoge Raad heeft daarbij bestaande jurisprudentie samengevat, gestroomlijnd en is op punten teruggekomen op eerdere jurisprudentie. Hieronder bespreek ik de uitspraak kort en sluit ik af met mijn persoonlijke mening over het arrest met een advies aan de advocatuur om vanaf nu heel goed na te denken over het moment van het voeren van het verweer.
Even terug naar het begin. Wanneer een veroordeelde de tenuitvoerlegging van een uitspraak wilt voorkomen of stoppen, dan staan de veroordeelde twee mogelijkheden ter beschikking: hij kan de voorzieningenrechter vragen de tenuitvoerlegging te schorsen of verbieden (hierna te noemen: het executiegeschil) en hij kan het gerechtshof verzoeken de tenuitvoerlegging te schorsen (hierna te noemen: schorsingsincident).
Eerste belangrijke overweging: altijd hetzelfde toetsingskader
Het executiegeschil is altijd mogelijk, ook wanneer er nog geen rechtsmiddelen zijn aangewend of zelfs niet meer open staan (uitspraak is in kracht van gewijsde is gegaan). Het schorsingsincident is (logischerwijs) alleen hangende het hoger beroep mogelijk. Daarbij was lang onduidelijk of er een verschil is tussen het toetsingskader van de twee mogelijkheden mede gelet op het feit dat er geen schorsingsincident bestaat voor verzet en cassatie. De Hoge Raad schept nu duidelijkheid: er is geen verschil. Zowel het gerechtshof als de voorzieningenrechter toetsen altijd volgens hetzelfde toetsingskader.
Tweede belangrijke overweging: omvang toetsingskader
De tweede belangrijke overweging van de Hoge Raad betreft de vraag of beperkt moet worden tot het toetsingskader van het bekende arrest Ritzen / Hoekstra (NJ 1984, 145) of dat er ook een algemene belangenafweging mag plaatsvinden.
De Hoge Raad stelt eerst dat Ritzen / Hoekstra altijd geldt voor wat betreft de misbruik van executiebevoegdheid. Met andere woorden, van misbruik van executiebevoegdheid kan sprake zijn wanneer (1) het vonnis op een feitelijke of juridische misslag berust, (2) er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, en/of (3) er sprake is van een noodtoestand.
Voor uitspraken waar tegen geen rechtsmiddelen meer open staan, eindigt het toetsingskader hier ook. Voor uitspraken waar tegen nog wel rechtsmiddelen open staan oordeelt de Hoge Raad dat het hier niet hoeft te stoppen. Er mag op verzoek een algemene belangenafweging plaatsvinden, maar dan alleen langs de uitvoerbaarheid bij voorraad. Oftewel wiens belang weegt zwaarder: die van de executant tot executie, of van de veroordeelde bij behoud van de situatie. De Hoge Raad geeft daarbij een uitgangspunt: algemeen weegt het recht tot executie zwaarder. De veroordeelde moet dus van goeden huize komen.
Tot slot: kun je meerdere keren vragen om een belangenafweging langs de uitvoerbaarheid? Nee, zegt de Hoge Raad. In beginsel vindt die belangenafweging eenmalig plaats. Heeft de rechter in eerste aanleg al een belangenafweging gemaakt en is er geen sprake van nieuwe omstandigheden (die nog niet zijn gewogen) of een feitelijke misslag, dan vindt geen tweede belangenafweging plaats.
De Hoge Raad vat dit alles in r.o. 5.8 als volgt samen:
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
i. in een incident tot zekerheidstelling;
ii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iii. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
e. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
Tot slot mijn mening. Ik ben blij dat de Hoge Raad de bestaande jurisprudentie samenvat en stroomlijnt. Met het arrest van 20 december 2019 ligt er nu een duidelijk toetsingskader. Echter, de keuze dat de belangenafweging in beginsel maar eenmalig plaatsvindt, vind ik zelf wat ongelukkig. Een rechter kan honorering van een verweer tegen de uitvoerbaarheid zien als een "twijfel" over de uitspraak en zal wellicht minder snel genegen zijn om dat verweer te honoreren. Ik denk daarom dat advocaten er verstandig aan doen om heel goed na te denken wanneer het verweer tegen de uitvoerbaarheid wordt gevoerd. Bij twijfel zou ik adviseren het verweer te bewaren voor het executiegeschil of schorsingsincident.
#Executiegeschil#Schorsingsincident#Ritzen/Hoekstra#HR:2019:2026
Saskia Peijnenburg